Vandaag geopend: 08.00 - 17:30

‘Engeltje op mijn schouder…’

Edwin Sier kan het door een wonder nog navertellen dat hij bij overval door zeven kogels werd geraakt

‘Leef je nág?’, vraagt een dorpsgenoot, als hij Edwin Sier (53) voor het eerst na al die tijd weer ziet. Een in Volendam veelgehoorde uitspraak, die in het geval van Edwin een diepere betekenis heeft. Want dat hij nog onder ons is, is een mirakel. Twee jaar geleden, op woensdag 23 september, werd hij als bedrijfsleider van Sierbestrating Jonk bij het sluiten van het Almeerse filiaal overvallen en beschoten. De Volendammer zakte in elkaar. Wat hij niet wist – maar later uit de beelden bleek – was dat de overvaller daarna boven hem stond en op hem richtte. ,,Hij wilde het afmaken…” Edwin had geluk. Het pistool was leeg. Hij dreigde alsnog dood te bloeden, maar had een engelbewaarder in zijn buurt. De vrouw die aan de overkant onder schot werd gehouden – om haar auto af te geven – bleek in het dagelijks leven ambulancebroeder. ,,Zij heeft mijn leven gered. Anders had ik het niet kunnen navertellen.” De dader werd onlangs in Hoger Beroep veroordeeld tot veertien jaar gevangenisstraf. Edwin belandde ondertussen alsnog in de hel. ,,Een tijd lang zag ik het leven niet meer zitten”, vertelt hij emotioneel.

Door: Eddy Veerman

Regelmatig worden zijn ogen vochtig en trilt zijn stemgeluid. ,,Ik heb het er nog steeds erg moeilijk mee. Je leven wordt verwoest. En dat van mijn gezin. Er wordt zoveel van je afgenomen, geestelijk, lichamelijk en financieel. Ik heb een leven vóór en een leven na die ene dag.” Op dat moment werkte hij al achttien jaar in Almere. ,,In 2004 begon ik als bedrijfsleider, destijds heb ik het samen met John Veerman (kadij) opgebouwd, vanaf de grond, tot de grootste winkel van Jonk. Toen John elders ging werken, ben ik alleen verder gegaan. Ik maakte soms weken van zeventig uur, maar genoot ook van wat er mogelijk was. Skiën, een wandelingetje maken, uiteten, tot die zomer gaf ik nog training aan de jeugd bij de RKAV.”
,,Voorafgaand aan die bewuste dag had ik vijf dagen vrijaf, want mijn vrouw ging met vriendinnen naar Italië en ik kon dan voor de kinderen zorgen. Toen ik die woensdag naar het werk ging, wist ik dat het even aanpoten was om alles op de rit te krijgen én dat ik aan het eind van de dag voor vijf dagen ‘kas’ bij me zou hebben. Normaal gesproken stort ik elk einde van de dag. Die dag was Vince Kemper ook mee. Er was iemand vrijaf en Vince ging dan altijd mee naar ons filiaal. En als ik hem mee had, dan waren we altijd later daar of later thuis”, lacht Edwin.
,,Het was druk als altijd, dus de dag vloog voorbij. Ondertussen was een man – een hesje dragend alsof hij van de gemeente was – buiten de poort bezig met een bladblazer. Daar sloeg ik geen acht op. Om vijf uur gingen we altijd samen weg. Twee andere collega’s pakten hun fiets, ik sloot alles af en Vince liep alvast naar onze auto. In mijn koffertje zaten mijn broodtrommel en al het geld. De man met het hesje kwam opeens aanrennen, op ons af. Hij schoot daarbij ook twee keer. Vince rende weg naar het bedrijf van de buren en is daar in een kastje gaan zitten. De man kwam op mij af. Ik dacht nog van een alarmpistool, maar hij raakte met die twee schoten wel de tank van de auto. ‘Je geld, je geld…’ schreeuwde hij. Hij trok de koffer uit mijn handen. Ik was verbouwereerd. En waar je altijd zegt dat je in zo’n geval het geld meteen overgeeft en niks doet, besloot ik als reactie om achter hem aan te gaan. Je hebt de modus van flight (vluchten), freeze (bevriezen) of attack. Je denkt niet echt na, je doet. En ik deed het laatste: aanvallen. Je verwacht toch nooit dat hij echt op jou gaat schieten. In zo’n wereld leven wij hier niet…”

‘Je verwacht toch nooit dat hij echt op jou gaat schieten. In zo’n wereld leven wij hier niet…’

,,Na tien meter had ik ‘m bijna te pakken, maar hij draaide zich om en schoot in de grond. Ik sprong op… Waarom ik vervolgens bleef doorlopen, dat weet ik zelf ook niet. Tijdens die seconden en dat hij omdraaide, heb ik hem in zijn ogen gekeken. Hij had een aparte blik, het was een blanke man, met een straattaal-dialect. Hij schoot weer. Op mij. En raakte me zeven keer, waarvan twee keer een schampschot in mijn bovenbeen, één kogel in mijn arm en drie kogels van negen millimeter in mijn onderbeen, waardoor achteraf mijn kuitbeen gebroken en verbrijzeld was. Eén kogel schoot door mijn lies en heup, en kwam er bij mijn achterwerk weer uit.”
,,Ik zakte in elkaar. En zag overal bloed, op sommige plekken spoot het er uit, op andere plekken liep het er uit. Ik dacht dat de overvaller weg was. Bleek uit de beelden dat hij om de auto was gelopen en boven me was gaan staan. Je ziet dat hij twee keer schiet, maar ik kan me zelf niet herinneren of ik daar nog ben geraakt. Waarschijnlijk was toen toch het pistool leeg. Vervolgens rende hij naar zijn fiets, dat leek wel een slapstick-film. Want hij stapte op die fiets met in zijn handen en onder zijn armen een pistool, de bladblazer, mijn trommel en een boodschappentas. Dat lukte niet. Hij bedreigde een vrouw aan de overkant, maar haar auto stond in garage. Vervolgens richtte hij zijn pistool op een glazenwasser, om in diens auto te stappen en weg te rijden. Zonder het geld.”
,,Intussen hadden buren de politie gealarmeerd en de vrouw die aan de overkant was bedreigd, Marion, kwam meteen naar me toe gerend. Bleek dat zij een ambulanceverpleegkundige was. Toen de politie arriveerde, vroeg zij de agenten om een tourniquet (knelverband, red.), dat sinds enige tijd als uitrusting verplicht was in die auto’s. Het lukte haar om de tourniquet aan te leggen in mijn lies, om zo de slagaderlijke bloeding te stelpen. Zij stuurde ondertussen iedereen aan. Omstanders drukten de kogelgaten in m’n been dicht, anderen moesten tegen me blijven praten om me bij kennis te houden. Ik was ook steeds bij bewustzijn, maar verging van de pijn in één been.”

Naar het licht
,,In de ambulance kreeg ik iets toegediend. Dat was heel apart, ik zweefde voor mijn gevoel in een tunnel. Dít is dus waar mensen het over hebben als ze een bijna dood-ervaring hebben of naar het licht gaan. ‘Dus ik ben nu dood’, dacht ik. Maar die tunnel was wel ‘verdommes’ lang. Opeens kwam ik bij. En raakte in paniek. Hoorde ik de vraag of ze nog eens het verdovingsmiddel ketamine konden toedienen. Dus toen wist ik dat ik aan het hallucineren was. Daarna was ik juist onrustig en… de volgende morgen werd ik wakker in het ziekenhuis…”

‘Gelukkig had ik nog het besef dat mijn gezin me meer waard was. En draaide ik om…’

,,Toen ik mijn ogen opendeed, dacht ik wel: ik ben er nog. Vervolgens was het eerste dat ik deed, het omhoog tillen van de deken, om te kijken of mijn been er nog aan zat. Die was zo gehavend door de kogels, die moest er wel af zijn. Maar ik zag dat-ie er nog aan zat. En ik kon m’n tenen bewegen… Er zat nog gevoel in…”
,,De verpleegster haalde de dokter en die gaf meteen aan dat het been er aan zou blijven. Ik was opgelucht. ’s Middags kwam de dokter nog eens, samen met twee collega’s. ‘Je bent een project hier’, zei hij. ‘Want normaal gesproken overleven mensen dit niet. Je hebt zoveel geluk gehad. Dat er niets vitaals is geraakt en dat er meteen ingegrepen is bij hetgeen wat wel geraakt is’. Ik heb een engeltje op mijn schouder gehad”, knikt Edwin. ,,En ik heb Marion ook gebeld vanuit mijn ziekenhuisbed. Dat was een heftig gesprek. Zij ging niet meer uit mijn gedachte.”
,,En dat moment dat ik wakker werd en mijn vrouw aan mijn bed zat, dan voel je je écht gelukkig.” Ook al lag hij behoorlijk in de kreukels. ,,Ik heb urenlang op de operatietafel gelegen. En nadien voelde ik nog wat. Bleek dat er nog een kogel in mijn arm zat. Die is meteen verwijderd.” De eerste dagen mocht ik – behalve mijn vrouw en kinderen – geen bezoek ontvangen vanwege de coronaregels. Na tien dagen in isolatie vroeg ik of ze me alsjeblieft de gang op wilden rijden, dan probeerde ik zelf wel een praatje aan te knopen met de verplegers en artsen die daar op en neer liepen. Je wordt gek anders.”
Ondertussen was er ook contact met zijn werkmaatje. ,,Vince heeft ook verschrikkelijke momenten beleefd. Hij hoorde zoveel schoten, hij dacht dat ik dood was. Pas toen we elkaar een tijd later spraken, zei hij dat hij zich nog schuldig voelde, omdat hij me niet was komen helpen.” De ogen worden waterig en bibberend komen de woorden ,,Dat was nooit in mijn hoofd opgekomen. Ik snap zijn reactie helemaal. Wij zijn daarna vrienden geworden. Elke twee weken drinken we samen een biertje. Dat heb ik er gelukkig wél aan over gehouden.”
Zoals hij bij thuiskomst ook een huis vol aan ‘beterschapswensen’ aantrof. ,,Kaarten, cadeaus, van de vreemdste mensen. Er kwam een jongen aan de deur, die ik jaren eerder had getraind. Hij vond het zo erg wat er was gebeurd en kwam verse vis brengen met z’n moeder. Dat was zó bijzonder, alle gebaren waren zo bijzonder. Dan beteken je dus iets voor mensen.”
Hij was blij om thuis te zijn, maar leefde in die zin gescheiden van de rest, dat hij in de huiskamer moest slapen. ,,Ik kon niet naar boven, moest opnieuw leren lopen. Voor de revalidatie werd ik gekoppeld aan fysiotherapeut Peter Tol en met hem had ik meteen een klik. Ik had zóveel steun aan hem.”
Ondanks de liefde en zorg van de mensen om hem heen – ,,ik ben bijvoorbeeld ook door diverse mensen in een rolstoel rondgereden om een luchtje te scheppen” – begonnen zijn beperkingen echter aan hem te knagen en verloor Edwin gaandeweg de moed, de hoop en het uitzicht op perspectief. Hij valt even stil. ,,Continue waren er tegenslagen, de pijn, het niet kunnen slapen… niet meer het leven hebben dat je had. Wij hadden het op de rit, dat het dan opeens naar de kloten wordt geholpen. Ik heb veel gehuild. Wist niet dat een mens zoveel tranen had. Voorheen jankte ik nooit. Ik had veel verdriet om wat ons gezin was aangedaan. Alles was tot dan vanzelfsprekend, ik werkte hard, we konden ons van alles veroorloven. Nu moest mijn vrouw stoppen met werken, zodat ze mij kon verzorgen. De kinderen hadden een andere vader. Daar voel je je dan schuldig over. Alsof je je gezin tekort doet. Daar had ik het erg moeilijk mee”, zegt hij zachtjes.
,,Een tijd lang heb ik uit het leven willen stappen. Ik had een scootmobiel te leen, om tenminste onder de mensen te komen. Reed ik op een gegeven moment naar een plek om er eind aan te maken… Gelukkig had ik nog het besef dat mijn gezin me meer waard was. En draaide ik om…”

Eigenwijs
,,Ik kon er thuis niet goed over praten. Had, terwijl ik beneden sliep, een keer een nachtmerrie en droomde dat hij aan m’n bed stond. Om op me te schieten. Het was zo écht, ik raakte volledig in paniek, dus ik schreeuwde iedereen, die boven lag te slapen, wakker. Eigenlijk wilde ik niet over die ene dag praten. Zo eigenwijs als een Volendammer kan zijn. Kwam er een keer iemand langs en die zei dat het wel goed was om EMDR-therapie te gaan doen. Ik geloofde daar niet in. Maar maakte toch een afspraak bij psychologe Ina Tol. En dat luchtte op, het werkte erg goed bij mij. Het trauma was te groot om helemaal weg te halen, maar het belangrijkste was dat ik er over kon praten en dat gaat beter. De gebeurtenis zit inmiddels in een ander gedeelte van mijn geheugen. Met het gezin hebben we er daarna ook veel over gepraat, hoewel onze zoons het nog steeds moeilijk vinden. Ze werden overal bij betrokken, maar bij de rechtszaak wilden ze dat niet.”
,,Laatst kwam onze jongste met zijn vrienden bij ons thuis en vroegen die jongens of ze wat vragen mochten stellen. Dat zijn wel bijzondere gesprekken. Dan geef je ze een stukje bewustwording mee. Ze zitten in een leeftijd, waarbij je je als ouder wel eens zorgen maakt. Bijvoorbeeld dat ze te maken krijgen met drugs. Ik heb gezegd dat ze het zo moeten zien, dat wanneer ze drugs kopen, ze daarmee dit soort mensen – de man die mij overviel en neerschoot was verslaafd aan drugs – faciliteren.”

Tijdens de verwerking en de revalidatie speelde zoals gezegd ook de rechtszaak. ,,Je komt in een heel andere wereld terecht. Een familierechercheur, Slachtofferhulp, wat die instantie allemaal heeft gedaan, dat was perfect geregeld. Ik wilde zelf overal betrokken worden en tijdens de rechtszaak maakte ik ook gebruik van mijn spreekrecht. Dat viel niet mee. Ik moest daarna ook worden afgevoerd, was helemaal naar de kloten, zo emotioneel. Ik heb verteld wat ik niet meer kon. En dat ik het leven niet meer zag zitten. Dat heb ik een tijdje verborgen gehouden voor mijn vrouw, tot ik voor de rechtszaak die brief moest schrijven. Vroeg ze of zij het ook mocht lezen. ‘Dan moet ik je eerst iets vertellen….’, zei ik. Dat was heftig… Dan ben je samen erg emotioneel. Mijn vrouw is echt een topper, wat zij allemaal voor mij heeft gedaan, dat is écht bijzonder. Zij is de wereld voor mij. Terwijl zij het heel moeilijk had. Eerst horen dat je man is neergeschoten en op de operatietafel ligt. Vervolgens overleefde ik het, maar was ik daarna niet altijd de leukste thuis. Af en toe word je zó boos, word je kortaf. We zijn ook met z’n tweeën bij Ina geweest, dat luchtte op.”

‘De uitspraak betekent een soort van afsluiting voor mij. Hij komt niet meer terug in de maatschappij’

,,Langzaam maar zeker kwam ik weer op de goede weg. En dat had ik echt niet gedacht toen ik daar zo lag. Peter heeft me er ook bovenop geholpen, hij zorgde dat ik mijn grenzen op de goede manier verlegde. Wat betreft de trap op komen, dat begon met één treetje en dan weer terug, twee treetjes… Die eerste keer dat ik bovenaan de trap stond, was het alsof ik Wimbledon had gewonnen. Daar gingen wel maanden overheen.”
,,Van het thuis zitten werd ik gek, dus heb ik Sierbestrating Jonk gebeld, om te beginnen met een paar uurtjes op kantoor. Even een frisse neus halen, even onder de mensen zijn. Dat werd afgeraden door de arts, maar in huis series zitten kijken, daar werd ik niet gelukkig van. Ben ik achteraf gezien te snel aan het werk gegaan. En ging teveel werk naar me toe trekken en daar ging ik dan ’s nachts in bed ook mee aan de slag. Da’s een beetje het aard van het beestje”, knipoogt Edwin.

,,Ik ben bewust bij een ander filiaal weer hele weken gaan werken, in Schagen. Daar is een wereld voor me open gegaan, daar zijn zoveel leuke mensen. In Almere zijn die er ook, maar veel meer mensen van een ander type. Ik kom niet meer in Almere, ook al speelt mijn zoon daar een toernooi, dan ga ik niet heen. Ik heb geen vertrouwen in de mensen daar.”

,,In Schagen heb ik het ook wel eens, dat als er in het filiaal mensen met een bepaalde uitstraling binnen komen, dan ben ik alert. Bepaalde dingen roepen sowieso meteen emotie op, ik denk niet dat dat ooit slijt. Over die dag zelf kan ik wel praten, maar over de gevolgen voor mijn vrouw, ons gezin, dat brengt emoties met zich mee. Ik revalideer nog twee middagen in de week. Kan weer wandelen, maximaal vijf, zes kilometer. Eén hand doet niks, die is gevoelloos. Ze hebben zenuwen uit mijn kuit gehaald, maar die groeien niet aan. Dat is echt mijn beperking. Onlangs is in het LUMC van Leiden gezegd dat ze niks meer kunnen betekenen. Het is niet anders. Ik kan er mee leven. Het had immers slechter gekund. In mijn been zit nog een pen met de nodige schroeven, om het bij elkaar te houden. Het geeft gelukkig niet zoveel pijn meer. En in mei van dit jaar heeft dokter Pasdeloup nog een scherf van een kogel verwijderd, daar had ik last van.”
Onlangs kwam de uitspraak van het Hoger Beroep in Leeuwarden. ,,De dader kwam niet opdagen, anders was ik wel gegaan. Ik werd thuis door de advocaat op de hoogte gesteld. Het was poging tot moord en hij heeft veertien jaar gevangenisstraf gekregen, met TBS en in beperking. Ik was uiteraard opgelucht, blij met de uitspraak. En blij met een beetje genoegdoening, in de vorm van een schadevergoeding. En het betekent een soort van afsluiting voor mij. Hij komt niet meer terug in de maatschappij.”

,,Zelf kan ik nu veel meer waarderen. Voorheen zaten we in de sneltrein, ook al genoten we toen ook van het leven. Maar dat was anders. Bepaalde dingen kunnen nooit meer, maar we plukken de dag. Voordat je het weet, loopt het anders. Ik nam nooit de tijd voor boeken, maar één van mijn maten – Klaas Veerman – kwam met een boek over hoe je dingen in het leven anders kunt doen, zodat dat het leven leuker maakt. Een bijzonder boek, maar het heeft wel tot veel bewustwording geleid.”
,,Mijn fysio Peter zegt altijd ‘waar zitten we op, Ed?’ Ik kan nu zeggen dat het een 8 is. Maar het is vaak genoeg een 3 geweest, of zelfs een 1. Hij kon altijd meteen bij binnenkomst zien hoe ik me voelde. En ik kan goed met hem praten. Dat hoop ik binnenkort ook te doen met de vrouw die mijn leven heeft gered. Marion en ik gaan elkaar binnenkort ontmoeten. Zij heeft iets ernstigs meegemaakt en daardoor kwam het er nog niet van.” Hij is haar dankbaar voor het leven. ,,Als ik haar zie, ga ik haar stijf vasthouden. Dankzij haar ben ik hier nog. Zoals ik iedereen, die ons in deze moeilijke tijden heeft bijgestaan, uit de grond van mijn hart wil bedanken.”

Fotogalerij

× Hoe kan ik je helpen?