Vandaag geopend: 08.00 - 10.00

Tandartsterreur

Onze redactie aan het woord: Gina Schilder

Een akelige cocktail van overmoed, een gladde glijbaan en zwaartekracht veranderde ons pinksterweekend in een horrorscène. Mijn zoon viel op de glijbaan recht op zijn gezicht. Daarbij doorboorde zijn grotemensenvoortand het bot van zijn bovenkaak en verdween de tand volledig onder zijn neus. Zijn mooie gezichtje stond scheef, je zag de tand onderhuids zitten en in zijn mond gaapte een bloederig gat. Ik moest gaan zitten om niet gillend gek te worden.

Het gebeurde rond twee uur in de middag, om half zeven werden we ontvangen in de Mondzorg Poli in Amsterdam en om tien uur ’s avonds namen we het kleine gehavende mannetje weer mee naar huis. Met de afgebroken tand weer terug op zijn oorspronkelijke plek, die ondanks alle operatiegeweld geringe overlevingskansen van de tandarts meekreeg. Compleet murw en met in onze hand een klein zakje hoop gaven we ons voorzichtig over aan de nacht.

Die had genade met mijn zoon, hij sliep rustig en pijnloos. Ik niet. De hele martelgang bij de tandarts bleef rondcirkelen in mijn hoofd en ik kon een schuldgevoel maar moeilijk afschudden. Hoe moest je toch overleven als je kind écht ernstig ziek was? Ik moest denken aan mijn buurvrouw wiens zoon een agressieve vorm van kanker in zijn been heeft. Ik moest denken aan alle ouders die dagelijks met een zware ketting om het hart het leven van hun kind in de handen van artsen moeten leggen. Ik moest denken aan alle ouders in oorlog. Het lijdzaam moeten toezien hoe je kind pijn lijdt, is de ergste pijn die bestaat. Ik hoor mezelf weleens zeggen: ,,Als mijn kind ziek wordt, overleef ik het niet.” Maar dat doe je wel. Want je moet. Ook al zou je willen dat je sterft. Het is de machteloosheid die je compleet gestoord maakt. Met grote brokken tegelijk vreet het je wil en hoop weg tot er geen splinter meer van over is. Je hunkert ernaar dat de arts je kind beter maakt, terwijl elke microcel in je lichaam schreeuwt: ,,Blijf verdomme met je steriele poten van mijn kind af!”

Godgruwelijkedank zijn kinderen veerkrachtig. Hun rek is zo groot als de evenaar. Ze blijven niet hangen in hun zwaarmoedige hoofd zoals een volwassene dat doet. Nee, zij leven nu. Ondanks de shit zingen ze mee met een liedje. En ook al ligt hun bovenkaak aan diggelen, kunnen ze alleen vloeibaar eten slurpen, mogen ze niet niezen, springen of rennen, ze blijven veerkrachtig. Mijn zoon heeft niet in de gaten dat hij mij daarmee overeind houdt, in plaats van ik hem. Met een gespalkte tand, een scheve glimlach en een gezwollen gezicht geeft hij me voorzichtige zoentjes. En ik weet het, het is ‘maar’ een tand en het geneest. Maar hij is wel mijn zoon.

Fotogalerij