De oorlog met Jannetje Molenaar-Kwakman
Van butter & eek tot Zweeds brood
In een gezin met vijf broers en één zus groeide Jannetje – voor bekenden Jannig – Molenaar-Kwakman op in de Ansjovisstraat te Volendam. Ze was het buurmeisje van Jan Kemper (Buiten), die onlangs zijn oorlogsverhaal deed in de Nivo. ,,Ik weet nog goed dat buurman Kemper altijd een radio had”, klinkt ze. ,,Dat mocht absoluut niet van die Duitsers. Als ze daar achter kwamen, was je nog niet jarig.” Jannetje was zeven toen de nazi’s Nederland overnamen en kan zich de kleine details niet meer herinneren, maar bepaalde gebeurtenissen vergeet ze nooit meer.
Door Kevin Mooijer
Inmiddels is Jannetje 87 jaar en woont nog zelfstandig in het gezellige centrum van Volendam. ,,Mijn man, Jan Molenaar, is alweer bijna 22 jaar geleden overleden. Gelukkig heb ik mijn kinderen en kleinkinderen nog. Ik heb één dochter, twee zoons en tien kleinkinderen. Eén keer per week eet ik lekker vis bij mijn dochter. Dan haalt ze me op en zit ik gezellig bij ze aan tafel.” Ze lacht: ,,Nou ja, ik schuif aan nadat ik de butter en eek gemaakt heb natuurlijk. Dat moet je blijven roeren hè…”
Jannetje is opgegroeid als dochter van een botterman. ,,Vroeger aten we iedere dag vis. Dat is nu niet meer voor te stellen met de prijzen van nu. Het is een luxeproduct geworden terwijl het vroeger armoedevoer was. In de oorlog kwam het ons natuurlijk heel goed uit dat mijn vader botterman was. We hadden vaak eten, maar in de winter was het een ander verhaal.”
‘Het is een beangstigende
gedachte als je niet
weet of je vader
weer thuiskomt’
Samen met zijn compagnon trotseerde Jannetjes vader de Zuiderzee. ,,De botter was te klein om de Noordzee op te gaan, dus visten ze op de Zuiderzee. Vaak kwam hij thuis met vis en als we geluk hadden, had hij wat vis weten te ruilen voor aardappels of een enkele keer zelfs boter. Wat dat betreft hadden wij dus geluk ten opzichte van andere gezinnen.”
In de wintermaanden waren Jannetje en haar familie een stuk minder blij met haar vaders beroep. ,,Dat was altijd een angstige tijd. Je had in die tijd nog geen telefoons en stond dus niet in contact met elkaar. Doorgaans kwam m’n vader altijd tegen het eind van de week thuis om vervolgens de volgende week weer de haven uit te varen. Daar kon je de klok op gelijk zetten in de zomermaanden, maar als er ijs op zee lag was het maar afwachten of hij terug naar huis wist te komen. Het was dan een stuk gevaarlijker op zee en dat wisten we. Het is een beangstigende gedachte als je niet weet of je vader weer thuiskomt.”
Jannetjes vader voer niet alleen uit om te vissen, maar nam ook klussen aan van bijvoorbeeld de gemeente. ,,Hij moest dan aardappels naar Volendam importeren. Hij vertelde eens dat ze tijdens de oorlog de haven in kwamen varen met een botter vol aardappels. Langs de dijk stonden overal kinderen met prikstokken om wat aardappels van de berg af te prikken. Een afgezant van de gemeente zag het gebeuren en wilde dat mijn vader de kinderen zou stoppen, maar dat weigerde hij. Hij zei tegen die man ‘heb jij wel eens echt honger gehad?’.”
In 1941 werd Jannetje zuster van een tweeling. ,,Mijn twee broertjes werden geboren, maar we hadden – op af en toe wat vis na – veel te weinig voedsel. Dus mijn broer en ik werden richting de boeren gestuurd om melk te halen voor de baby’s. We hadden geluk dat de boeren sympathie hadden voor onze situatie. Ze gaven een grote kan met melk mee.”
‘Vooral aan mijn
moeder merkte ik
dat ze opknapte
na de bevrijding’
Vooral de armoede en angst die begin jaren 40 in Volendam heersten, staan Jannetje nog bij. ,,Er hing een gespannen sfeer. Ik merkte dat mijn moeder continu doodsbang was. Mijn vader was dat ook, maar hij wilde het niet laten merken. Vooral tijdens huiszoekingen van de Duitsers waren we bang. Ze zochten overal naar radio’s en andere dingen die burgers niet mochten hebben. Onze buurman – de vader van Jan Kemper – had altijd een radio waar we met veel buurtbewoners naar luisterden. Hij durfde dat risico wel te nemen. Je was altijd op je hoede en je was altijd angstig in die tijd. Nu ik erop terugkijk was dat het grootste verschil met na de oorlog. Je was vrijer en hoefde niet meer bang te zijn. Vooral aan mijn moeder merkte ik dat ze opknapte na de bevrijding.”
Nadat de Duitsers Nederland uitgejaagd werden, traden de Canadese soldaten Volendam binnen. ,,Ze deelden chocola uit aan kinderen en sigaretten aan ouderen. Zoiets lekkers als die chocoladereep heb ik nooit meer geproefd. Zó lekker. Er heerste gelijk een gezellige sfeer in het dorp. Overal hingen vlaggen, mensen waren blij, er klonk gezang en we hadden chocola.”
Jannetje zucht: ,,Eigenlijk hebben we ons hele jonge leven gemist. We hebben allemaal geen normale jeugd gehad vanwege die oorlog. En het was ook niet zo dat het direct na de oorlog beter werd wat de armoede betreft. Je was nog even arm, maar je kon wel weer wat krijgen om in leven te blijven. De Zweedse broden die na de oorlog richting Volendam kwamen bijvoorbeeld. Dat waren taartjes. Ik vertel dat nog wel eens tegen mijn kleinkinderen als ze hier komen. Ze beseffen vaak niet hoe het vroeger was. Nu beginnen ze gelijk te hamsteren in de supermarkt als je thuis moet werken. Ik doe daar niet aan mee, maar heb wel even gezorgd dat ik een paar pakken koffie op voorraad had staan. Daar kan je niet zonder komen te zitten, zie je.”
Uw reactie