
Koffie is heilig
Voor mij, zoals voor zovelen, is koffie een vanzelfsprekendheid. Een koppie bij het ontbijt, zeker vier op het werk, één tijdens een afspraak en als afsluiter nog eentje na het avondeten. Koffie is een ritueel. Totdat mijn gezondheid begon te rommelen. Niks dramatisch gelukkig, maar genoeg reden om eens kritisch naar mijn eet- en drinkgewoonten te kijken. Stoppen met koffie, appeltje-eitje, dacht ik naïef. De eerste ochtend zonder koffie was meteen onwennig. Koffie geeft mij altijd het gevoel dat ik de dag stevig bij de strot grijp. Een goede en krachtige start van de dag. Met thee? Meer alsof ik de dag op mijn knieën vraag of hij een beetje aardig voor me wil zijn.
Op kantoor liep het al snel uit de hand. De eerste collega’s verschenen met hun mokken. De geur. Het geluid van dat apparaat. En dan die vraag: ,,Koffie, Kees?” waarop ik fluisterde: ,,Nee, even niet.” Ze keken me aan zoals je een collega aankijkt die vertelt dat hij met kermis liever een weekendje weg gaat. Bij mijn schoonmoeder wende het ook niet. ,,Ik heb koffie gezet, jongens,” zei ze. ,,En Kees, voor jou staat heet water op,” met een ondertoon van iemand die net heeft gehoord dat je vegan bent geworden een dag vóór Kerst.
Ik vraag mij dan ook af wie nou heeft bepaald dat koffie de norm is. Was het Douwe Egberts die eindeloos reclames maakt waarin koffie alles oplost: ruzies, ongemak, levensvragen. Was een andere multinational eerder geweest met cafeïne houdende bietensap, dan zaten we nu misschien massaal aan de bietensap in plaats van aan een espresso.
Langzaam begin ik wel in te zien dat koffie geen gewoon drankje is. Het is een sociaal smeermiddel, een ritueel. Koffie is heilig. Mijn poging om helemaal te stoppen met koffie is mislukt, maar dat is prima. De mooie momenten met koffie pak ik tegenwoordig met een half bakje in plaats van een heel bakje.