Ouders en leerlingen geven input voor toekomstig basisonderwijs
‘We moeten mee met de tijd’
Het basisonderwijs is volop in beweging. Meer dan ooit kunnen ouders van komende kleuters kiezen naar welke school zij hun kind het liefst willen laten gaan. Het SKOV liet onderzoek doen naar de motieven van de ouders, maar bijvoorbeeld ook naar welke specifieke wensen leerlingen hebben. Tijdens de recente Koers-avond – gehouden in ’t Kofschip – was een zestigtal ouders aanwezig, om te luisteren naar de onderzoeksresultaten, aanbevelingen en om te sparren/input te geven (foto). ,,Het was de derde Koers-avond in zes jaar tijd en ten opzichte van de eerste twee hadden veel gesprekken meer verdieping”, zegt Wilma Tjalsma, Bovenschools Manager van het SKOV.
Door: Eddy Veerman
,,De groep aanwezigen was heel betrokken en weet meer van de ontwikkelingen in het onderwijs. Dat geldt niet voor elke ouder. Voor veel ouders is het ‘ver van hun bed show’, ook omdat ze qua onderwijskundige ontwikkelingen, keuzevrijheid en profilering van scholen niet zoveel ervaring hebben. Als je in Volendam op de basisschool en het Don Bosco College hebt gezeten, dan heb je vanuit één – toch wel hetzelfde concept – gedachten over onderwijs gevormd.”
,,We hebben eerder een groot onderzoek uit laten voeren door Scholen met Succes”, vervolgt Tjalsma. ,,Als SKOV hebben we afscheid genomen van het plaatsingsbeleid waarbij kinderen aangemeld worden als driejarige bij onze organisatie en de SKOV bepaalt waar het kind wordt geplaatst. Twee jaar geleden hebben ouders voor het eerst hun voorkeuren kunnen geven. We hebben regels bedacht waarin zoveel als mogelijk keuzevrijheid voor ouders geldt. Het onderzoek is uitgezet omdat we meer inzicht wilden krijgen in wat de motieven zijn van ouders: hoe kijken ze tegen onze scholen aan en hoe vormen ze een beeld van onze scholen? En hebben ze nog wensen qua profielen van de scholen, want die scholen mogen zich steeds meer gaan onderscheiden van elkaar. In het onderzoek is best een duidelijk beeld naar voren gekomen.”
Het rapport werd tijdens de avond op hoofdlijnen gepresenteerd en wordt momenteel besproken met de schooldirecteuren, de GMR en Raad van Toezicht. Er werd in ’t Kofschip naar aanleiding van het onderzoek tevens een panelgesprek gevoerd met wethouder Vincent Tuijp, de voorzitter van de GMR, Arian Prins en RvT-lid Frans Sleebos.
Tjalsma: ,,Voor de vraag ‘Hoe kijken we tegen onze scholen aan?’ werden ouders, leerkrachten en leerlingen (van groep 6 tot en met 8) bevraagd. En welke wensen hebben ouders en leerlingen bij de ontwikkeling van de scholen. Wij willen misschien innovatief zijn of het onderwijs anders organiseren, maar matcht dat met de wensen van ouders en leerlingen?”
"Kinderen geven aan meer regie, meer verantwoordelijkheid en zelfstandigheid te willen, willen zelf plannen, keuzes maken en meer uitdaging"
,,De belangrijkste conclusie was vooral een bevestiging: ouders kiezen toch meestal voor een school dichtbij. De keuzevrijheid was al gaande, maar de ouders van de kinderen die komende zomer instromen, die hebben pas écht kunnen kiezen voor de school die zij wilden. Vijf van de 195 leerlingen kregen hun tweede voorkeur, alle anderen de eerste voorkeur. Vorig jaar hadden ouders nog niet het idee dat ze allemaal iets te kiezen hadden. Het heeft ook een ‘naijl-effect’. Als jarenlang in het dorp het beeld heeft bestaan van dat het schoolbestuur bepaalt waar mijn kind komt, ben je niet zo snel af van dat imago. Ouders hebben gezegd dat naast de afstand en de fysieke veiligheid – op de fiets – belangrijk is, maar ook dat de leerkrachten bekwaam zijn en dat er eventuele extra ondersteuning aanwezig is. Ze hebben zich ook uitgesproken over dat zij aansprekend onderwijs heel belangrijk vinden. Toch hebben ze niet veel levende beelden bij wat dat inhoudt. Dan merken we dat dat van ons moet komen, vanuit directeuren, leerkrachten en het schoolplan. Wij hebben het gevoel dat kennelijk wel het vertrouwen leeft dat wij de goede dingen doen. Ouders hebben zelf niet de ervaring met een ander onderwijsconcept zoals Montessori of Jenaplan, zoals we dat wel buiten Volendam zien.”
,,Uit het rapport bleek dat de meeste ouders in beperkte mate specifieke wensen hebben, dat is iets anders dan de ouders die op de Koers-avond waren. Die hebben wél uitgesproken wat ze wensen. De stem van de leerling is voor ons heel belangrijk. Je moet hen betrekken bij het ontwikkelen van een curriculum: hoe zou school eruit moeten zien, hoe daagt het jou uit en wanneer vind je leren leuk? Dat werkt het beste. Zij hebben hele concrete wensen. We hebben daardoor nóg meer basis om te zeggen dat we mee moeten met de tijd. Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en dat moet je als school niet afleren. Ze geven aan meer regie, meer verantwoordelijkheid en zelfstandigheid te willen, willen zelf plannen, keuzes maken en meer uitdaging. Ze komen met concrete voorbeelden: ze vinden het over het algemeen saai als de meester of juf lang aan het woord is. Het motiveert hen het meest als zij zelf iets mogen uitzoeken. Waarbij ze wel de juf of meester nodig hebben om te begeleiden. De leerkracht krijgt dus een andere rol. De leerkracht van het traditionele jaarklasse-concept draagt vooral kennis over, vertelt hoe de wereld in elkaar zit. In een vernieuwend concept maak je kinderen eigenaar van hoe ze kunnen leren, hoe er te komen en wat ze nodig hebben van de leerkracht.”
,,Wat we bij SKOV te doen hebben, is naar ouders toe veel meer communiceren over de keuzemogelijkheden”, vervolgt Tjalsma. ,,Het is prima als een school ervoor kiest om in het traditionelere onderwijsconcept te blijven. Als kinderen maar voldoende worden voorbereid op vervolgonderwijs en de maatschappij. Vanaf augustus, als De Spinmolen en Springplank samengaan, zijn er zes onderwijsconcepten. Alle scholen gaan een nieuw schoolplan schrijven. Het communiceren met ouders over een visie en concept moet in begrijpbare taal zijn, ouders moeten weten hoe een dag en het onderwijs er uitziet voor hun kind. Immers: niet elk onderwijsconcept past bij elk kind.”
Informatie die tijdens de avond werd opgehaald met betrekking tot het leren van de leerling, aan de hand van vier scenario’s, ging bijvoorbeeld van dat de leerkracht vooral onderwijst, tot dat de leerling meer regie krijgt en zelfs opschuift tot en met dat de leerling helemaal zelf kan kiezen. Tjalsma: ,,Daarbij hoort: als een school opschuift in een scenario omdat ze dat beter vinden voor de leerling, dan moeten ze ook de leraar uitrusten om dingen anders te gaan doen. Op een gegeven moment heb je bijvoorbeeld geen rapport meer, maar laat het kind een portfolio zien aan de ouders.”
,,Het mooie van de avond was dat ouders hebben meegedacht over wat zij ons willen meegeven voor het volgende Koersplan. Daarbij kwamen niet de geluiden dat ouders een basisschool willen volgens het meest vernieuwende concept. Want dat hebben we ook willen onderzoeken. Willen Volendamse ouders één school met een vergaand concept als Agora (wat door een Volendamse groep ouders wel bespreekbaar is gemaakt voor toekomstig voortgezet onderwijs, red.) of natuurlijk leren. Dat is er niet uitgekomen als het gaat om basisonderwijs. Maar wel dat we opschuiven en daarin gaan verschillen.”
"Burgerschapsonderwijs vraagt skills van de leerkrachten. Ga er maar aan staan. Dan moet je hele complexe thema’s bespreken"
,,We hebben ook gesproken over hóe wil je ouders meer betrekken? Is dat via informatie-overdracht of zie je ouders als een volwaardig partner aangaande schoolontwikkeling? De ouderbetrokkenheid kan immers niet achterblijven. Dat was een mooi gespreksonderwerp. Daarbij kwam ook Burgerschapsonderwijs (scholing van de basisnormen en -waarden van onze samenleving, red.) ter tafel. Er is een visiedocument voor de basisscholen afgerond en daarover zijn we met de ouders in gesprek gegaan.”
Burgerschap is inmiddels verplicht op de basisscholen. ,,We hebben daarin nog veel te doen om verder te komen. Scholen vertalen momenteel de gezamenlijke visie naar schoolniveau en binnen de teams wordt gesproken over hoe Burgerschap te integreren. Leerkrachten geven in het algemeen aan dat ze Burgerschap niet als apart vak willen benaderen, maar in de andere lessen willen integreren. Nu moet de vertaalslag komen bij de scholen zelf en ik merk dat ik de vinger aan de pols moet houden. Het vraagt skills van de leerkrachten. Ga er maar aan staan. Dan moet je hele complexe thema’s bespreken. In Volendam is het soms nog iets lastiger dan landelijk omdat het in de gemeenschap zelf al lastige thema’s zijn, zoals bijvoorbeeld Sint en Piet en geaardheid. Leraren geven ook aan dat ze meer skills nodig hebben om complexe thema’s met kinderen te bespreken. De wethouder ziet ook vanuit zijn rol dat je de thematiek en problematiek die hier speelt niet alleen moet benaderen volgens wat goed is voor de puber, maar ook volgens ‘hoe betrek je ouders erbij?’”
Dat scholen zich mogen onderscheiden, betekent dat een gevoel van concurrentie op de loer ligt. Tjalsma beaamt dat: ,,Directeuren vormen een team binnen SKOV. Belangrijk is dat ze dusdanig met elkaar optrekken dat ze de belangen van het kind en de ouders voor ogen houden, niet dat ze elkaar vliegen af gaan vangen. Dat realiseren ze zich. Iets van concurrentie ligt inderdaad op de loer. Ouders kiezen niet altijd voor de inhoud, maar soms ook op basis wat er op een verjaardag over een school of directeur wordt gezegd. Maar dat is niet degene die dagelijks met kinderen werkt.”
Ook wat het bewegingsonderwijs en muziek, kunst- en cultuuronderwijs betreft ,,moeten scholen straks na vier jaar zelf hun keuze bepalen en het zelf financieren. In het schoolplan moeten ze opnemen wat de ambities zijn en ook hoe zij denken dat te organiseren en faciliteren. Er ligt een uitdaging. Want leerkrachten hebben al veel om handen. Inmiddels is er één school met de vraag gekomen of SKOV na vier nog steeds investeert in bewegingsonderwijs. Dan leg ik de bal terug. Eerst jullie visie op het gehele plaatje van vakonderwijs en brede ontwikkeling. Dán kijken we wat we gezamenlijk kunnen doen. Want er is wel een doorgaande lijn nodig wat betreft dat vakonderwijs. Ik ben benieuwd of scholen zich gaan onderscheiden. De eerste school komt binnenkort sparren over een andere inrichting van een stukje van het vakonderwijs. Het Koersplan voor de komende beleidsperiode is niet zoals dat van vier aar geleden. Toen was het voor scholen echt nieuw, dat zij zich moesten gaan onderscheiden en ontwikkelen. Nu gaat het om een doorlopende lijn, doorgaan op de vorige plannen en ouders inzicht geven in wat ze te kiezen hebben.”
Uw reactie