Vandaag zijn we gesloten.

All posts by Kevin Mooijer

Slakkengevechten en olifantensnurven

,,Papa, waarom heeft de Hulk nooit een trui aan?”
,,Papa, kunnen slakken vechten?”
,,Papa, gaan poezen ook wel eens op vakantie?”

Het is zeven uur ’s ochtends. Mijn koffie is nog te heet om te drinken. En ik ben drie vragen verwijderd van een lichte zenuwinzinking. Nog voordat we aan tafel zitten, ben ik ondervraagd over superhelden, dinosaurussen en vage beesten. En altijd even dringend. Alsof de wereld vergaat als ik niet acuut uitleg waarom meisjes geen piep hebben.

Ik luister. Echt. Ik vind het mooi, dat hoofd zonder filter. Alles is nieuw. Alles moet begrepen worden. Een kleuter denkt niet: ik vraag het straks wel even. Een kleuter denkt: ik moet nú weten waarom een T-rex zulke korte armen heeft en of Transformers kunnen poepen.

Hij springt van de Hulk naar onze kat Ruud. Van T-rexarmen naar knokkende slakken. En ik zit daar met mijn bakje kwark, wijs knikkend als een filosoof die net wakker wordt. Ik las ergens dat een kleuterbrein duizenden nieuwe verbindingen per seconde maakt. Taal, logica, oorzaak en gevolg: alles is in aanbouw. En om een beetje grip te krijgen op die chaos, stellen ze vragen. Veel vragen. Omdat ze nog niet weten wat bij elkaar hoort.

Dus krijg ik dit soort dingen:
,,Waarom heeft een olifant een snurf?”
,,Kan je praten als je dood bent?”
,,Zijn duiven er ook in het donker?”

Ja, zo begint het dus. Met verwondering. Met oprechte vragen. En dan word je ouder, en ergens tussen de nachtduiven en Transformerontlasting merk je dat vragen veranderen. Je vraagt niet meer waarom Michael Jackson eerst zwart en daarna wit was, maar waarom de Belastingdienst al zes weken niks van zich laat horen.

En dan kijk ik naar hem, mijn wandelende vragenkanon, en denk: blijf alsjeblieft nog even zo. Want hoe ouder we worden, hoe minder we durven vragen. Dus blijf maar komen met je slakkengevechten en pratende poezen, jongen. Ik drink mijn koffie wel koud.

Fotogalerij

Volendam neemt afscheid van bandleider André Veerman ‘Dekker’

In Volendam is vorige week een stilte gevallen. André Veerman ‘Dekker’ overleed woensdag onverwacht. Hij werd 69 jaar. Zijn heengaan raakt niet alleen zijn familie, maar ook de plekken waar hij zijn leven lang te vinden was: repetitieruimtes, cafés, theaters en aan de keukentafels waar muzikanten elkaar nog altijd vinden.

André speelde door tot zijn laatste adem. Zijn meest recente project was een Cliff & The Shadows-tribute, waarmee hij samen met onder anderen zijn broer Jack binnenkort het theater in zou gaan. Het paste perfect in een carrière die zich niet liet vangen in één bandnaam. Next One, Stampvast, De Dekkerband, The Tribute To The Cats Band, Trammeland: het waren stuk voor stuk hoofdstukken in één doorlopend muziekverhaal.

Collega-muzikanten herinneren zich vooral zijn militaire nauwkeurigheid. André was bassist, maar net zo goed toetsenist, en in die rol bouwde hij ongeëvenaarde sounds: laag voor laag, geduldig, zorgvuldig. Soms sloot hij zich dagen op in een oefenruimte om een sound precies goed te krijgen. Wat hij zocht, was altijd hetzelfde: gewicht. Een sound die niet alleen te horen was, maar te voelen – bombastisch, krachtig, als een fundament.

Die drang naar perfectie ging gepaard met een kenmerkende strengheid. Als bandleider kon André onverbiddelijk zijn; afspraken golden, inzet was geen keuze. Maar wie ooit een repetitie met hem meemaakte, weet dat na de laatste noot de andere helft van zijn persoonlijkheid opdook: de verhalenverteller, de man die de boel aan het lachen kreeg, voor wie muzikale vriendschappen soms belangrijker waren dan de muziek zelf.

Afgelopen zaterdag nam Volendam afscheid in een volle Vincentiuskerk. Tussen de bloemen, de stilte en de muziek werd duidelijk hoezeer André onderdeel was van het dorp dat hij altijd trouw bleef. Generaties muzikanten, vrienden en familie stonden zij aan zij – een stille getuigenis van de verbindende rol die hij in de gemeenschap speelde. En van een dorp dat hem nooit zal vergeten.

Fotogalerij

Carlo Baijens heeft geen kroegdromen, alleen een borrelend vat en een goed experiment

De bierbrouwer van de Bloemenbuurt

Op een willekeurige zaterdagmiddag klinkt er zacht geborrel uit een vat in de achtertuin van Carlo Baijens (37). Het is het domein van een man die in zijn vrije uren graag de natuurwetten van bier tart. ,,Het begon met zo’n Vaderdagpakketje,” zegt Carlo. ,,Een pannetje op het gas, klein emmertje. Het was niet te zuipen, maar wél leuk.”

Lees het volledige artikel in de NIVO van woensdag 10 december.

Fotogalerij

In Edam-Volendam gaat deze maand elke dag een voordeur open om eenzaamheid te doorbreken — met koffie, taart en onverwachte gesprekken

Eén voordeur per dag

Op sommige plekken in Nederland gaat de decembermaand gepaard met iets bijzonders: geen vakjes om open te pulken, maar voordeuren die opengaan voor onbekenden. Toen Marlies Bel van Club- en Buurthuiswerk Edam-Volendam (CBW) dat initiatief zag, bleef het hangen. ,,Het raakte me meteen. Dit is precies wat we hier kunnen gebruiken,” vertelt ze. ,,Maar ik kon het niet alleen. Nu Jessie mijn collega is, dachten we: dit is het moment. We gaan het doen.”

Lees het volledige artikel in de NIVO van woensdag 3 december.

Fotogalerij

De man achter het rode gewaad van Edam

Thames Guit (86) kijkt voor het eerst vanaf de kade

Op een koude zondag halverwege november staat een 86-jarige man aan de rand van de Edamse haven. De Sinterklaasliedjes waaien over het water, de boot vaart traag de gracht binnen. Kinderen staan op hun tenen, ouders houden camera’s gereed. En daar, tussen het publiek, staat Thames Guit. Dertig jaar lang was hij de stafdrager van Edam, kindervriend en het vertrouwde gezicht achter een van de mooiste tradities van de stad.

Lees het volledige artikel in de NIVO van woensdag 3 december.

Fotogalerij

Dylan-kenner Frank Bond ontrafelt waarom het album al vijftig jaar een vaste waarde is in het dorp

Waarom Desire in Volendam tot het muziekerfgoed behoort

Desire (1976) van Bob Dylan is een album dat je niet simpelweg luistert, maar ervaart. De viool van Scarlet Rivera, de slepende refreinen, de half-gezongen, half-vertelde scènes: het voelt aan als een ruige western die zich voor je ogen ontvouwt. In Volendam draait die film al bijna vijftig jaar onafgebroken mee. In cafés, huiskamers en oefenruimtes duiken Isis, Hurricane of Romance in Durango steevast op. Dylan-kenner Frank Bond vertelt waarom Desire in Volendam zo uitzonderlijk geliefd is.

Lees het volledige artikel in de NIVO van woensdag 3 december.

Fotogalerij

‘Ik wil gewoon dat het schoon is’

Die zin gaat mij nog eens het leven kosten. Dat weet ik zeker.

Ik heb nooit de ambitie gehad om in een showroom te wonen. Ik voel geen heilige drang om drie verdiepingen te stofzuigen omdat er in de keuken één verdwaald broodkruimeltje ligt. Dat kruimeltje ligt daar prima. Dat doet niemand kwaad. Maar volgens mijn vriendin is dat kruimeltje het startschot voor een verrassingsinspectie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Onder mannen hoor ik hetzelfde: wij voelen die drang gewoon niet. Maar volgens vrouwen hóór je dat dus wél te voelen. Dat stofzuigervuur. Dat dogmatische schoonmaakgeloof. Vrouwen denken dat wij aan een handdoek kunnen ruiken of hij ‘niet meer fris’ is. Wij ruiken alleen of er ergens koffie staat.

Onze perceptie van ‘schoon’ ligt mijlenver uit elkaar. Ik ben vaak al tevreden als ik ergens niet op uitglijd. Mijn vriendin vindt een huiskamer pas ‘enigszins acceptabel’ als ze een openhartoperatie op de eettafel zou kunnen uitvoeren. Zonder handschoenen. En dan haar schema. Vier dagen werken. Een team aansturen. Een gezin met twee kinderen. Boodschappen. Vrijwilligerswerk. Sporten. Sociaal leven. Dan nog even het huis bijhouden alsof Beatrix straks op de koffie komt.

Zij doet dat allemaal. Máár… zodra ik thuiskom na een week zwoegen in de redactionele loopgraven en van m’n fiets stap, krijg ik meteen een baby in mijn ene hand en een vuilniszak van 25 kilo in de andere. Alsof ik die dag op Ibiza in een hangmat heb liggen garen.

Enfin, dan denk je: ik zal eens helpen. Je pakt de stofzuiger. Meteen fout. Je doet het niet goed. Of het is nét gedaan. Of je hebt het verkeerde opzetstuk. Stofzuigen waar een vrouw bij is, is vragen om vernedering. Je krijgt dan professioneel commentaar vanaf twee centimeter afstand. Geen vriendelijke tips, maar instructies alsof je een kerncentrale bedient. ,,Nee, niet zo. Hoger. Langzamer. Waarom draai je zo? Laat mij maar.” En dan geef je die stofzuiger weer af. Ze kijkt je aan met dat bekende gezicht: teleurstelling met een snufje minachting.

En toch blijf ik het proberen. Zij, ik, dat huis. Zij wil steriel. Ik wil kunnen lopen zonder helm. Misschien is dat wel de zin van het leven: eindeloos dezelfde ruzie voeren over handdoeken, en toch elke ochtend weer naast elkaar wakker worden. Tussen de kruimels die ik niet zag en de problemen die zij al had opgelost.
Maar goed. Iemand moet het doen. En iemand moet er dom naast staan te kijken.

Binnen het Tambourcorps Volendam botsen leden en bestuur over instrumenten, koers en toekomst

Trommels naar Monnickendam, onrust in Volendam

Het zijn niet de marsen, maar de stiltes ertussen die in het Tambourcorps Volendam de meeste spanning veroorzaken. Al maanden rommelt het binnen de krap vijftig jaar oude vereniging. Officieel staat het corps ‘in ruste’, maar achter de schermen speelt een conflict over instrumenten, bestuurszaken en de vraag wie er eigenlijk nog spreekt namens de club.

Lees het volledige artikel in de NIVO van woensdag 26 november.

Fotogalerij

Na 25 jaar zwijgen deelt Ed Guyt wat hij die nacht meemaakte

‘Nu gaat het kistje open’

Op het eerste gezicht is er niets bijzonders aan deze dinsdagochtend. De geur van verse koffie hangt in de kamer, buiten klinkt de alledaagse drukte van het dorp, en aan de tafel zit een man die gewend is in de spotlights te staan. Als directeur van 100%NL Magazine is Ed Guyt (52) vaak in beeld: als organisator, als gangmaker, als iemand die dingen voor elkaar krijgt. Maar vijf jaar geleden dook zijn naam opeens op in een heel ander licht. In de EO-documentaire Volendam – 20 jaar later las iemand hardop voor uit het dagboek van de zus van een brandslachtoffer: ,,Ma schreeuwt je naam en Ed Guyt neemt je mee. Hij heeft je in bad gelegd bij iemand.” Die zin — en het verhaal dat erachter schuilgaat — maakte veel los bij Ed en riep vragen op. Het was de aanleiding om, 25 jaar later, op verzoek van de NIVO-redactie eindelijk zijn verhaal te vertellen.

Hij slikt voordat hij begint. Het blijft even stil. Dan zegt hij: ,,Vijf jaar geleden, toen het twintig jaar geleden was, merkte ik al: hé, er zit nog meer. Toen de brand weer in documentaires en op tv voorbij kwam, voelde ik dat er toch nog emoties zaten. Een knoop in m’n maag, elke keer als het over die nacht ging. Ik dacht altijd dat het wel klaar was. Nou, niet dus.”

Hij lacht kort, een beetje ongemakkelijk. ,,Ik ben iemand die veel praat. Ik zit iedere week bij de L.O.V.E., en mijn werk bestaat voor het grootste deel uit praten. Maar over die nacht heb ik eigenlijk nooit verteld. Hooguit de ultrakorte versie. Tot het moment waarop dat kistje open dreigde te gaan, en dan gooide ik het gelijk weer dicht.”

,,Het is alsof je gevoelens in een kistje zitten. En als het klepje open gaat, denk ik: ho, snel weer dicht. Want dan komt er een onaangenaam gevoel naar boven. Als ik mensen door Volendam rondleid, merk ik het ook bij het monument voor de slachtoffers onder aan de dijk. Dan zeg ik al gauw: ‘We gaan door naar de Visafslag.’ Ik voel het meteen opkomen zodra ik er te diep op in ga, of als mensen persoonlijke vragen beginnen te stellen. Mijn kinderen kennen het verhaal niet eens helemaal,” zegt hij. ,,Dat vind ik eigenlijk raar. Daarom is het misschien wel goed dat het nu eens op papier komt. Voor hen, voor mezelf, en voor al die lieve mensen op het Zuideinde. Dan is het een document.” Vandaag gaat het kistje eindelijk helemaal open.

Lees het volledige artikel in de NIVO van woensdag 26 november.

Fotogalerij

Countryliefhebber en radiomaker Marcel Hansen over Tompall Glaser

De outlaw die bleef hangen

Op de eettafel in zijn woonkamer ligt een vergeelde albumcover: Tompall & The Glaser Brothers – Lovin’ Her Was Easier. Voor Marcel Hansen is het een plaat met betekenis. ,,Ik was een jaar of zestien,” zegt hij. ,,Ik bracht boodschappen naar mijn oma, Neeltje Karhof ‘Sam’. Daar woonde Adrie Boots, een aangenomen zoon. Die man had stapels lp’s, kocht álles wat los en vast zat. Op een dag kwam hij met die plaat van Tompall en The Glaser Brothers. Er ging een wereld voor me open. Dat geluid, die stemmen, dat had ik nog nooit gehoord.”

Lees het volledige artikel in de NIVO van woensdag 26 november.

Fotogalerij